Voorbereiding lesdag 1: Basis van het trainingsacteren
Voorbereiding lesdag 1: verschillende soorten spel
Voorbereiding lesdag 2: afstemmen, schakelen en fine tunen
Voorbereiding lesdag 2: feedback in en uit de rol
Voorbereiding lesdag 3: weerstand en agressie
Voorbereiding lesdag 3: werken met methodieken
Voorbereiding lesdag 4: voorbereiding assessment
Voorbereiding lesdag 4: afronding

Verdieping*

Improvisatie

Wat is improviseren?

Improvisatietheater is ontstaan door Keith Johnstone. Hij was een Britse acteur, toneelregisseur en theaterdocent Keith, die merkte dat acteurs in een toneelstuk vaak slecht waren in improviseren. Er gebeurt iets onverwachts op het podium. Bijvoorbeeld een speler komt niet op tijd, een decorstuk valt om, of iemand vergeet zijn tekst en de spelers moeten improviseren. Vaak blijken spelers dan niet veel verder te komen dan ruzie maken met elkaar. Er komt geen nieuwe spel-input en de scene valt dood. Er komt een negatieve sfeer, en alles wat er verder nog kan gebeuren in de scene dreigt nog somberder en platter te worden. Wanneer spelers echter positief blijven in hun improvisatie, kan de scene nog alle kanten op. Elke nieuwe input kan een verrassende wending geven aan de scene. 

Dus bedacht Johnstone oefeningen om spelers te leren positief te improviseren. Het allerbelangrijkste bij improvisatie is accepteren. Om een scene te kunnen laten lopen is het van belang dat spelers het aanbod van tegenspelers accepteren. Wordt een aanbod niet geaccepteerd, dan blokkeert de speler en stokt de scene. Een ja, maar is ook een blokkade.

Daarnaast draait het bij improvisatie om het hier en nu. Ga niet van tevoren al dingen bedenken die leuk zijn om te doen, reageer juist op dat wat op dat moment is. Bij Improvisatie geldt verder, bij twijfel juist doen! Probeer niet te lang na te denken, heb je een ingeving, volg die dan. Cliches werken vaak, probeer niet origineel te zijn. Vind als spelers iets van elkaar en probeer elkaar een goede tijd te bezorgen. Je bent beide verantwoordelijk voor de scene. 

Improviseren voor trainingsacteurs

Improviseren is spelen met beperkte informatie, waarbij de deelnemer spontaan verbaal en non-verbaal een scene vormgeeft en reageert op wat zich tijdens het spel aandient. Improviseren is ook een belangrijke vaardigheid in sociale interactie. Het versterkt flexibiliteit en het vermogen om tot oplossingen te komen. Improvisatie geeft je de kans om te oefenen met gedrag door verschillende posities in te nemen en emoties aan te spreken. Daarnaast kun je er samenwerking of de omgang met weerstand mee trainen.

Improviseren is bij uitstek een drama techniek waarbij je in jezelf gelooft en je openstelt voor wat je waarneemt van binnen en om je heen.

Om optimaal te improviseren, kun je associeren, initiatief nemen en je concentreren. Informatie van de trainer en de deelnemer dien je te respecteren en te integreren, dus zorg dat die duidelijk voor je is en vraag door wanneer nodig. Voor improvisaties gebruik je doorgaans de hiervoor genoemde 5 W’s. Om je verder te bekwamen kun je scenes spelen op basis van: een ruimte (laat zien in welke ruimte je bent), een gebeurtenis (speel een gebeurtenis of reactie daarop), een personage (speel ook personages die verder van je afstaan).

Improviseren doet een beroep op je spontaniteit en zelfvertrouwen. Daarbij speelt ervaring en kennis an de materie een rol. Hou het doel voor ogen! De improvisatie geeft de deelnemer de kans om te oefenen en te leren. Als trainingsacteur hou je contact over die ontwikkeling met de deelnemer. Dat geeft je informatie over het op- of afschalen van je rol. De volgende aandachtspunten zijn daarbij ondersteunend: kan de deelnemer zich verplaatsen in de scene? Houdt de deelnemer contact met zijn gevoelens, lichaamssignalen en stressontwikkeling? Kan de deelnemer anticiperen op de rol en inhoud? Kan de deelnemer afronden, beëindigen en/of grenzen stellen?

Bespreek vooraf dat deelnemers, trainer en trainingsacteur altijd een scene kunnen afbreken (time-out nemen). Deelnemers stoppen vaak omdat ze even niet weten hoe ze verder moeten. Een trainer stopt om iets te benadrukken, te laten herhalen of als het leerdoel is bereikt. Maar ook als de trainingsacteur iets anders doet dan de trainer voor ogen had. Een trainingsacteur stopt omdat de deelnemer te veel opgaat in het spel of wanneer er stagnatie is. Trainer en trainingsacteur kunnen eveneens opmerken dat de deelnemer de oefening niet serieus neemt of niet kan leren.

Trainingsacteur Academie