Trainingsacteren is actief communiceren
Over communiceren is veel te vertellen.
Verbale communicatie draait om wat we uitdrukken in:
Communicatie is voortdurend aanwezig.
Herken je neigingen en aannames
De manier waarop een deelnemer zich gedraagt, ook naar een ander toe, laat zijn neigingen en overlevingsstrategieën zien. Dit staat centraal in het rollenspel. Aannames over de gevolgen van gedrag kan een deelnemer belemmeren en daarom is het zaak dicht bij de realiteit te blijven in een simulatie. Spel en werkelijkheid komen hierin samen. Zo krijgt een deelnemer de kans zich bewust te worden van zijn gedachten, gevoelens en neigingen en ander gedrag toe te passen. Deze ervaringen zijn essentieel om gedrag te veranderen.
Uitvragen positief leerdoel
Wil je een compleet beeld krijgen van de casus die een cursist tijdens het rollenspel inbrengt is het nodig om deze scene geordend te ontwerpen. Dit kan je doen aan de hand van de vijf G’s. Het leerdoel komt voort uit de analyse die je maakt aan de hand van deze vragen. Het is belangrijk om het leerdoel positief te formuleren. Bijvoorbeeld: ‘ik wil beter voor mezelf opkomen’ in plaats van ‘ik wil niet meer over me heen laten lopen’.
Met de vijf G’s kun je nauwkeurige analyses maken van interacties. Welke gevoelens roept een gebeurtenis op, welke gedachten komen voort uit die gevoelens en wat voor gedrag wordt zichtbaar? Zie je eerst een reactie in gedrag of een bijsturing door gedachten? Zo laat de één een gebeurtenis aan zich voorbij trekken, terwijl de ander direct door het lint gaat. De vijf G’s helpen je bij het inleven in een personage, zodat je rol realistischer speelt. Ze helpen je in je feedback tijdens de rol of na het spel. Door ze te benoemen, stuur je de deelnemer. Het denken is trager dan gedrag en emoties. Die zijn dominant in een dialoog en roepen weer emoties en gedrag op. Wanneer een deelnemer impulsief reageert, doet hij dat meestal vanuit zijn copingstrategie. De vraag is dan of dat wenselijk is in zijn professionele omgeving.
Uitvragen van je rol
De 5 W’s, wie, wat, waar, wanneer en waarom dienen als basis voor een scene. Ze bieden informatie en structuur. Regisseurs en acteurs kunnen hiermee een rol in een context zetten. Het maakt geen verschil of de betreffende scene ontstaat van uit een scenario of improvisatie.
De vijf 5 W’s zijn richtinggevend wanner je een gebeurtenis tijdens een trainingssituatie verheldert. Ze helpen de trainer en de trainingsacteur met de LSD-techniek (luisteren, samenvatten, doorvragen, zie les 3).
Voor trainingsacteurs is er nog een officieuze zesde W. Deze is: op welke wijze. Dit is vaak een nuttige W, om nog meer kleur aan je rol te kunnen geven.