Voorbereiding lesdag 1: Basis van het trainingsacteren
Voorbereiding lesdag 2: verschillende soorten spel
Voorbereiding lesdag 3: afstemmen, schakelen en fine tunen
Voorbereiding lesdag 4: werken met weerstand en agressie
Voorbereiding lesdag 5: werken met methodieken
Voorbereiding lesdag 6: voorbereiding op het assessment

Theorie

Roos van Leary

Om gedrag tussen mensen te verhelderen heeft Leary ‘de roos’ ontwikkelt. Interactie is als een stroom van onbewuste relatievoorstellen tussen mensen. In gedragstermen een patroon van actie en reactie, met voorkeuren en verwachtingen. De roos maakt onderscheid tussen een verticale as, de as van invloed en een horizontale as, de as van verbondenheid. 

De verticale as betreft de mate waarin mensen invloed op elkaar uitoefenen. Aan het ene uiterste van deze dimensie vinden we “veel invloed” (macht, overheersing, dominantie en dergelijke), aan het andere uiterste “weinig invloed” (volgzaamheid, onderwerping en dergelijke). De invloed verdeling in teams kan dan verschillende vormen aannemen. 

De horizontale as betreft de mate van verbondenheid. Hoe persoonlijk of afstandelijk gaan groeps- of teamleden met elkaar om. Aan het ene uiterste van de samenwerkingskant plaatsen we coöperatieve gedragingen als ondersteunen, helpen en assisteren; aan het andere uiterste allerlei gedragingen die juist afstand scheppen en tegenwerking impliceren.

Elke positie heeft een adequate en een vervormende variant. Bij het versterken of verminderen van gedrag kun je hiervan gebruik maken door steeds in vier stappen te denken. Bijvoorbeeld met betrekking tot leiden: kan opdrachten geven, wordt door andere gerespecteerd, houdt van verantwoordelijkheid. Baast over anderen, dominerend, geeft altijd advies. Dictatoriaal.

De roos van Leary is een ondersteunend instrument wanneer medewerkers zich bewust willen worden van hun interactiepatronen en deze willen veranderen. De roos is verdeeld in acht posities met elk een bijbehorende relatiedefinitie. Een relatie definitie uit sector boven – samen, is bijvoorbeeld: ‘jij moet naar mij luisteren’ en de zelfdefinitie; ‘ik ben sterker, kan het beter dan jij, jij bent zwak’.

Naarmate interactiepatronen meer voldoen aan de verwachtingen van de omgeving is er sprake van een duidelijke rolopvatting, positie in een sociale interactie. Met de Roos van Leary wordt vooral duidelijk welke interacties plaatsvinden binnen een team en tussen medewerkers. Afhankelijk van de omgeving waar en met wie je, kun je op verschillende manieren reageren. Met de roos in gedachten heb je het vermogen bewust en op een flexibele manier je eigen gedrag aan te passen. 

  • Een samen-gedragspatroon uit zich in verantwoordelijk, behulpzaam, respecterend, dankbaar en samenwerkingsgezind gedrag. 
  • Een tegen-gedragspatroon uit zich in onafhankelijk, wantrouwend, standvastig, kritisch en twijfelzuchtig gedrag. 
  • Een boven-gedragspatroon uit zich in actief, initiërend, beïnvloedend, beheersend en motiverend gedrag. 
  • Een onder-gedragspatroon uit zich in passief, afhankelijk, onderdanig, conformerend en bescheiden gedrag. 

Vaak reageren mensen voorspelbaar naar elkaar. Iemand die gericht is op samenwerking roept samenwerking op. Iemand met helpend gedrag roept medewerking op. Iemand die tegenwerking biedt, roept tegenwerking op. Iemand met aanvallend gedrag roept opstandigheid op en komt in een agressiespiraal terecht. Iemand met leidend gedrag roept concurrentie of volgend gedrag op en komt daarbij in een machtsspel of een meester slaaf relatie als de dominantie of het volgen te extreem gaat worden. 

Leary ging er vanuit dat elk mens alle posities in zich heeft. In bepaalde situaties, beïnvloed door het groepsproces, de behoeftes van het individu en de invloed van de situationele factoren komt persoonlijk voorkeursgedrag naar voren. Met de roos van Leary is het mogelijk voorkeursgedrag van medewerkers bewust te maken. Binnen teams is het mogelijk de interactiepatronen tussen de verschillende teamleden inzichtelijk te maken. Iemand die in zijn functie knopen moet doorhakken komt vanuit zijn taak in een van de boven posities terecht. De manier waarop deze medewerker dit vorm geeft hoeft niet vanuit een boven positie te zijn. Iemand die in zijn werk actief moet samenwerken met anderen zal eerder vanuit één van de samenwerkende posities ingeschat worden, maar kan dit vanuit een sterke dominantie doen. 

Uit onderzoek is gebleken dat een aantal patronen het meest voorkomen:

  • Leidend-afhankelijk, en omgekeerd: afhankelijk-leidend;
  • Helpend-meewerkend, en omgekeerd: meewerkend-helpend;
  • Competitief-agressief, en omgekeerd: agressief-competitief.
  • Meewerkend-meewerkend (“samen”-“samen”);
  • Afhankelijk-afhankelijk (“samen”-“samen”);
  • Agressief-agressief (“tegen”-“tegen”);
  • Competitief-competitief (“tegen”-“tegen”).
Trainingsacteur Academie