Samenwerken met trainer en deelnemers
Trainers kiezen een trainingsacteur omdat ze die kennen of vanwege zijn kennis en ervaring met de trainingsinhoud. Vooral als ze niet eerder met elkaar werkten, is de onderlinge uitwisseling van belang.
De trainer zorgt voor informatie die de trainingsacteur nodig heeft en samen stemmen ze onder meer de volgende punten af:
Trainer en trainingsacteur versterken elkaar in inhoud en feedback. Ze kunnen afwisselend de rol van de gespreksleider oppakken tijdens de training.
De trainer is verantwoordelijk voor de inhoud en de juiste toepassing daarvan in de simulatie. De trainingsacteur zorgt voor een leerklimaat tijdens de simulatie en de feedback.
Hoe de samenwerking loopt, hangt af van bekendheid met de inhoud en elkaar. Ieder heeft zijn eigen specialiteit en bij overlap verdeelt men de taken. Afstemming en rolverdeling zijn vaste onderdelen van de voorbespreking. Zo ook hoe deelnemers de leerdoelen kunnen bereiken. Werk gedrag moet de trainingsacteur bijvoorbeeld belonen en welk gedrag negeren? De trainer of trainingsacteur vraagt de deelnemer naar een zo concreet mogelijke situatie- en gedragsbeschrijving. Ook dient de trainer in zo concreet mogelijke gedragstermen te beschrijven wat wenselijk is en wat niet. Hij kan de trainingsacteur vragen om bepaald gedrag bij de deelnemer uit te lokken. Hoe reageert de deelnemer bijvoorbeeld op vernedering of begrip? Geeft hij een grens aan of waardering? Zo kan de deelnemer communicatievaardigheden laten zien. Het tegenspel van de trainingsacteur kan de deelnemer een succeservaring bezorgen of het hem juist moeilijk maken en uitdagen om met nieuwe oplossingen te komen. Door als trainingsacteur extreem te reageren op wat werkt en wat niet, krijgt de deelnemer direct inzicht in de effectiviteit van zijn gedrag.
Leerdriehoek
Wanneer een trainer samenwerkt met een trainingsacteur spreken we van een leertriade. Dit is een driehoek gevormd door de deelnemer, trainer en trainingsacteur die ieder vanuit hun eigen perspectief op elkaar reageren.
De trainer gaat uit van kennis, het begrijpen van de inhoud. De trainingsacteur heeft een optimale, realistische oefensituatie voor ogen waarin iemand een probleem kan oplossen. Deelnemers dienen kennis te kunnen toepassen.
Op het juiste moment een oefensituatie stopzetten, geeft een deelnemer de kans om stil te staan en te reflecteren op dat waar hij moeite mee heeft.
Stopzetten kan op het cruciale leermoment of als de deelnemer ongewenst gedrag laat zien. In het eerste geval wil je mogelijk de reactie van de deelnemer als gewenst bevestigen. Een deelnemer wil vaak stoppen wanneer hij vast dreigt te lopen.
Binnen een generiek leerdoel vallen vaak ook persoonlijke leerdoelen die voor iedere deelnemer anders zijn. Daarom is aansluiting op de alledaagse praktijk altijd maatwerk.
De leerdriehoek houdt stand wanneer ieder bij zijn invalshoek blijft.
De leerdriehoek slinkt bij ‘kennen’ als de trainingsacteur op de stoel van de trainer gaat zitten.
Ieder kan werken vanuit de invalshoek van de ander, vanuit kennen, kunnen of doen en zo de triade verkleinen.
Als ieder zich aan zijn perspectief houdt, dan blijft: