Hoe bouw je een scène op?
In het vorige hoofdstuk heb je kunnen zien dat er twee hoofdvormen van bedrijfstheater zijn: amusement en regietheater. Bij beide vormen van theater moet je van te voren goed nadenken over de scène die je wilt neerzetten. Hoe zien de dialogen eruit? Welke personages kies ik? Wat zijn hun emoties en gedragingen?
Hieronder staan een aantal stappen die je kunt volgen om een scène te schrijven:
- Bepaal het doel van de scène
Wat wil je bereiken met de scène? Welk conflict wil je naar voren brengen? Welke emoties wil je overbrengen op de kijkers/lezers? - Kies de locatie
Denk na over de juiste setting voor je scène. De locatie kan een grote invloed hebben op de emoties en acties van de personages. - Kies de personages
Bepaal welke personages betrokken zijn bij de scène. Identificeer hun rollen, relaties en hetgeen dat hen drijft. Denk ook aan uiterlijke kenmerken, taalgebruik en manier van doen. - Bepaal het begin van de scène
Beschrijf de start van de scène om de toon te zetten en de aandacht van de kijkers te trekken. Dit kan bijvoorbeeld een dialoog zijn tussen twee personages, een actie die plaatsvindt, of een gevoel dat wordt overgebracht. - Schrijf de dialogen
Dialogen zijn essentieel in een scène. Zorg ervoor dat de dialogen relevant zijn voor het conflict en de emoties die je wilt overbrengen. Maak gebruik van subtekst en laat tussen de regels door zien wat de personages echt voelen. - Beschrijf de acties
Naast dialogen zijn ook de acties van de personages belangrijk in een drama scène. Beschrijf de fysieke handelingen en non-verbale communicatie van de personages om hun emoties en innerlijke conflicten te tonen. - Gebruik emoties en conflicten
Drama komt vaak voort uit intense emoties en conflicten. Laat de personages worstelen met innerlijke conflicten en laat hun emoties op de voorgrond staan. Het is namelijk erg fijn om te zien hoe personages, vanuit hun eigen karakter, omgaan met een probleem en hoe ze op zoek gaan naar een oplossing.
Een probleem in een scène zorgt ervoor dat er spanning en richting aan gegeven wordt. Mensen willen graag narigheid zien, anders wordt het saai. Zo’n probleem hoeft niet ingewikkeld te zijn. De wolf wil bijvoorbeeld Roodkapje opeten en Roodkapje heeft dat liever niet. Dat is een probleem. - Bouw de spanning op
Verhoog de spanning in de scene door langzame onthullingen, plotwendingen of emotionele confrontaties. - Bepaal het einde van de scène
Sluit de scène af met een climax of een cliffhanger, waardoor de lezers/kijkers nieuwsgierig blijven naar het vervolg.
6 W’s en 5 G’s
Om voor jezelf te checken of je de scène scherp hebt en je over alle aspecten hebt nagedacht om een compleet verhaal neer te zetten, hebben we als hulpmiddel ook de 6 W’s en 5 G’s die je een voor een kunt langslopen. (Misschien herken je ze wel vanuit de basisopleiding waarin je deze W’s en G’s gebruikt om de scène zo compleet mogelijk uit te vragen bij de deelnemer.). De W’s staan voor: Wie, Wat , Waar, Wanneer, Waarom en op Welke wijze. De G’s staan voor: Gebeurtenis, Gevoel, Gedachte, Gedrag en Gevolg.